Onze overheid steunt met belastinggeld - via exportkredietverzekeringen van Atradius DSB - projecten van Nederlandse bedrijven in kwetsbare landen. Het grootste deel van die steun gaat naar vervuilende bedrijven in de fossiele industrie. Hier lees je hoe dat precies zit.
Nederlandse bedrijven verdienen veel geld met handel in het buitenland. Soms lopen bedrijven in het buitenland extra risico’s, zoals het faillissement van een lokale opdrachtgever of het annuleren van een project. Vooral voor grote projecten met grote financiële risico’s - met name in het Zuiden - is het niet altijd mogelijk voor bedrijven om zich te verzekeren bij commerciële kredietverzekeraars. De Nederlandse overheid biedt voor dat soort gevallen exportkredietverzekeringen aan.. In Nederland loopt dit via de exportkredietverzekeraar (EKV) Atradius DSB.
Nederland begon in 1932 met het verlenen van exportkredietverzekeringen via de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij (NCM). De uitvoering van dit beleid ligt tegenwoordig bij Atradius Dutch State Business (ADSB), dat jaarlijks voor miljarden euro's aan verzekeringen en garanties verleent.
De verantwoordelijkheid voor het beleid van Atradius ligt bij het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het exporterende bedrijf betaalt een premie aan Atradius. De Nederlandse overheid betaalt in geval van schade het bedrijf. Nederland zal in zo’n geval proberen het geld te verhalen op de opdrachtgever in kwestie dat daardoor extra in de problemen kan komen. Omdat de Nederlandse overheid via deze verzekering met publiek geld garant staat voor het bedrijf, zijn banken vervolgens sneller bereid om te investeren en leningen te verstrekken.
Als een door Atradius verzekerd project mislukt, dan staat de Nederlandse staatskas dus garant. De premies die bedrijven betalen voor de verzekeringen dekken lang niet altijd alle kosten voor de overheid. Atradius biedt exportkredietverzekeringen aan op alle continenten.
De verzekerde waarde van alle exportkredietverzekeringen wereldwijd samen is qua financiering groter dan de Wereldbank. De meeste geïndustrialiseerde landen hebben minstens een exportkredietverzekeraar. Ze werken met dit soort verzekeringen en garanties om de positie van het eigen bedrijfsleven in de competitieve markt te behouden.
Onderzoek van BothEnds uit 2019 toont aan dat de Nederlandse overheid de fossiele sector via Atradius steunt met gemiddeld 1,5 miljard euro per jaar. Dat is meer dan 60% van alle jaarlijkse exportkredietverzekeringen. Dit terwijl de Nederlandse overheid slechts 1,13 miljard euro stopt in de financiering van klimaatprojecten.
Het primaire doel van exportkredietverzekeraars zoals Atradius is het bevorderen van de export. De vraag van Nederlandse exporteurs en hun zakenpartners is leidend. De belangen van de lokale bevolking of het behoud van de natuurlijke omgeving in de landen waar de transacties plaatsvinden staan dan ook zeker niet centraal. Ze spelen slechts een ondergeschikte rol bij beslissingen over exportkredietverzekeringen.
Hetzelfde onderzoek van Both Ends wijst uit dat bijna tweederde van de exportkredietverzekeringen die Atradius in de periode 2012 tot 2018 verleende, naar de fossiele sector ging. Dat staat haaks op het Akkoord van Parijs dat Nederland heeft ondertekend.
De Nederlandse regering presenteerde in februari 2019 de ambitie om vanaf 2020 alle financiële steun aan steenkoolprojecten en exploratie en ontwikkeling van nieuwe olie- en gasvelden in het buitenland vanuit haar instrumenten voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking af te schaffen. Helaas is deze toezegging niet van toepassing op exportkredietverzekering, die verreweg het grootste volume aan fossiele brandstofgerelateerde transacties in het buitenland ondersteunen.
Bijna alle (98%) verzekeringen die energieprojecten ondersteunen, hebben betrekking op fossiele brandstoffen. Ondanks de erkenning dat het een verantwoordelijkheid heeft onder het Akkoord van Parijs, heeft Atradius 36 keer zoveel steun verleend aan fossiele brandstoffen als aan schone energie.
In juli 2019 concludeerde de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken dat exportkredieten voor fossiele brandstoffen niet in overeenstemming zijn met het Akkoord van Parijs en adviseerde om alle publieke steun voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen.
Atradius erkent dat de regering zich inzet voor de klimaatdoelen van Parijs en de Sustainable Development Goals (SDG's) 14, en dat ook de EKV een verantwoordelijkheid heeft. Atradius denkt vooral de oplossing te vinden in vergroening. Dit is belangrijk, maar kan pas echt impact hebben als Atradius ook expliciet inzet op het uitfaseren van fossiele steun. Tot op heden is dit niet gebeurd. Vanaf april 2020 werd Atradius gebruikt als instrument voor economisch herstel met een extra potje van 12 miljard euro, maar hier werden echter geen groene voorwaarden aan verbonden noch voorwaarden voor steun aan fossiele projecten.
Atradius is een 100% dochter van de Atradius Group, en dus een private onderneming. Het staat iedere private onderneming vrij te besluiten helemaal niets meer met de ondersteuning van olie en gas te maken willen hebben. Dus ook Atradius. Kortom, als er in dit bedrijf een wil is, is er een weg.
Het bijzondere van Atradius als private onderneming is natuurlijk wel dat het maar voor één opdrachtgever werkt, de Nederlandse overheid. Atradius hoeft dus helemaal niet te concurreren, want de overheid heeft al haar EKV-activiteiten uitbesteed aan Atradius .
Als de politiek daarom zou besluiten om geen olie en gas gerelateerde steun te verlenen, helpt dat Atradius wel om de transitie in de buitenlandse handel/investeringen aan te jagen.
Om meerdere redenen: Nederland moet vergroenen en aan de Nederlandse bevolking wordt gevraagd haar bijdrage te leveren om de CO2-uitstoot drastisch te verlagen. Ondertussen wordt echter met ons belastinggeld de fossiele kraan in het buitenland flink opengezet. Daarmee ondermijnen we onze klimaatinzet, terwijl het al 5 voor 12 is.
Dit raakt ook de gewone mensen in het zuiden. Zij voelen vaak nu al de impact van klimaatverandering en worden door dit soort investeringen verder in het nauw gedreven
Een voorbeeld is het LNG (Liquid Natural Gas)-project in Mozambique waar mensen worden blootgesteld aan mensenrechtenschendingen en vervuiling. De grote investeringen in fossiel vergroten de economische kwetsbaarheid van het land doordat het afhankelijk wordt gemaakt van een product (gas, een fossiele brandstof) dat op z’n retour is en de toekomstige opbrengsten van de investeringen dus in het geding komen. Hierdoor loopt het land enorme financiële risico’s. Dit ondermijnt de weerbaarheid tegen klimaatverandering nog verder. Ook ondermijnt het het recht van de lokale bevolking op een duurzame energietransitie. Want vaak zorgen meer investeringen in fossiel voor minder investeringen in duurzame alternatieven.
We roepen Atradius op om geen geld meer te stoppen in fossiele brandstoffen (inclusief LNG), ook niet via infrastructuur die vaak gebruikt wordt in de keten van fossiele brandstoffen. Alle projecten van Atradius zouden in overeenstemming moeten zijn met de 1,5 graden doelstelling van het Akkoord van Parijs. Ook zou Atradius internationaal een leiderschapsrol op zich moeten nemen. Atradius zou moeten toezeggen een rechtvaardige overgang te steunen. Ook moet Atradius transparanter worden over de projecten die zij verzekert.
Nederland heeft als klimaatdoel om de toegang tot duurzame energie in ontwikkelingslanden te vergroten. Maar groene projecten krijgen geen kans in een markt die gedomineerd wordt door fossiele reuzen.
Ook zijn er binnen Europa al een aantal EKV’s begonnen met afbouwen van steun aan fossiele projecten, zoals in Zweden, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Nederland kan zich daarbij aansluiten om zo de gehele EKV-omslag te bevorderen. De Finance in Common Summit die in november in Parijs zal plaatsvinden is een uitstekende kans om een andere weg in te slaan.
Als Nederland geen fossiele projecten meer steunt, dan gaat er 1,5 miljard euro minder per jaar naar vervuiling van het klimaat. Bovendien geven we een voorbeeld voor andere landen om ons te volgen. Terwijl de wereld richting hernieuwbare energie beweegt, maken we minder welvarende landen afhankelijk van een exportproduct waar geen toekomst in zit. Natuurlijk kunnen landen nu snel veel geld verdienen met fossiel, maar uiteindelijk missen ze de kans op een duurzame toekomst. Landen zullen tientallen jaren nodig hebben om gedane investeringen terug te verdienen terwijl in het Akkoord van Parijs staat dat minder welvarende landen ook over 10 tot 20 jaar fossiel moeten afbouwen. De kans is dan dus groot dat we ze met veel schulden opzadelen.
In het Franse parlement is een wet aangenomen die de Franse regering verplicht om voor 30 september 2020 scenario’s te publiceren over hoe de Franse exportkredietverzekeraar kan stoppen met het steunen van fossiele brandstofprojecten. Het wordt verwacht dat dit rapport een aanzienlijk politiek momentum zal geven om het nationale exportkredietbeleid te herzien.
In Zweden keurde het Parlement in december 2017 een klimaatbeleidskader goed met daarin nieuwe klimaatdoelen, een Klimaatwet en plannen voor een klimaatbeleidsraad. In december 2019 publiceerde de Zweedse regering een nieuwe handels- en investeringsstrategie met een verbod op exportkredieten voor exploratie en winning van fossiele brandstoffen vanaf 2022.
In het Verenigd Koninkrijk heeft Boris Johnson aangekondigd een nieuwe wet te ondertekenen waarin staat dat de Britse exportkredietverzekeraar UKEF geen financiële steun meer mag verlenen aan buitenlandse fossiele brandstofprojecten. Dit betekent dat toekomstige leningen en financiële garanties voor vervuilende projecten in het buitenland moeten worden uitgesloten door het Britse exportkredietagentschap. Dit nieuws komt slechts enkele weken nadat UKEF akkoord is gegaan met een financieel pakket van 1 miljard pond voor het LNG-project in Mozambique. De nieuwe regels zouden betekenen dat vanaf 2021 geen steun mag worden geboden aan winning van fossiele brandstoffen of olieraffinageprojecten met uitzondering van beperkte financiering voor gasgestookte elektriciteitscentrales in ‘uitzonderlijke omstandigheden’.