Evenwicht, lokale oplossingen en boeren volgens natuurlijke principes. Het klinkt bescheiden, maar agro-ecologie is ambitieus. Volgens voorstanders kan het de honger in de wereld beter bestrijden dan industriële landbouw. [Dit artikel verscheen eerder in De Pers]
Door: Liesbeth Sluiter, Wageningen
De bus van Ede naar het centrum van Wageningen passeert de universiteitscampus. Enorme gebouwen met nobele namen als Lumen en Orion. Dan ineens, als laatste: Campina. Huh? Zijn de universiteit en de grootste zuivelcoöperatie ter wereld zó close? ‘Tja...’, zegt Pablo Tittonell. Als professor agro-ecologie bepleit hij zo’n beetje het tegenovergestelde van de industriële landbouw waar Campina voor staat. ‘Voor mij zijn agro-ecologische boeren helden. Ze pionieren, vernieuwen, nemen risico en staan er vaak alleen voor. Allemaal omdat ze de planeet niet willen verwoesten.’
Agro-ecologie is naast een tak van wetenschap ook een boerenpraktijk en een sociale beweging. Rode draad is landbouw volgens natuurlijke principes, zoals ruimte voor diversiteit, efficiënt omgaan met natuurlijke hulpbronnen en hergebruik van grondstoffen. De focus is lokaal. ‘De combinatie van land- en bosbouw, van akkerbouw en veeteelt, natuurlijke gewasbescherming, voedselbossen, melkveebedrijven met lokaal geteeld voer – het valt er allemaal onder’, vertelt Tittonell. Ook biologische landbouw, maar niet per definitie. ‘Duizend hectare sla kan bijvoorbeeld wel biologisch zijn, maar is niet duurzaam omdat diversiteit ontbreekt. Omgekeerd zijn niet alle agro-ecologisch werkende boeren biologisch gecertificeerd.’
Met agro-ecologie kunnen we volgens Sylvia Kay, onderzoekster aan het Transnational Institute, veel actuele gevaren beteugelen: ‘Terwijl gangbare landbouw met chemie en fossiele brandstoffen het klimaat verandert en de bodem uitput, streeft agro-ecologie naar evenwicht tussen mens en natuur.’ ‘Het zet de belangen van mensen centraal en niet die van grote bedrijven’, voegt Hanny van Geel toe. Ze spreekt als Europees coördinator van de wereldwijde organisatie van kleine boeren La Via Campesina, maar ook als boerin.
Evenwicht, lokale oplossingen, het klinkt bescheiden, maar agro-ecologie is feitelijk ongegeneerd ambitieus. Het kan de honger in de wereld beter bestrijden dan industriële landbouw, zeggen de voorstanders. Tittonell: ‘De cijfers zijn niet onomstreden, maar de trend is duidelijk: ze ondersteunen het belang van industriële landbouw voor de voedselvoorziening niet. Neem granen, 70 procent van het basisvoedsel op de wereld. De hoogintensief producerende landen leveren daar samen 12,5 procent van. Veel van die industrieel geproduceerde granen eindigen als biobrandstof, in verf of andere niet-voedselproducten of als veevoer. Verdubbeling van 12,5 procent – een zware opgave met veel milieuschade als gevolg – biedt geen soelaas.’
Bovendien is honger geen productieprobleem, stelt Tittonell. ‘Honger komt voort uit ongelijkheid en armoede. Als Argentinië meer graan produceert, belandt dat niet op het bord van een arme familie in Malawi, zeker niet als je het aan de markt overlaat. Honger moet je daar aanpakken waar het speelt: in landen met lage graanopbrengsten en lage inkomens. Boeren hebben er doorgaans minder dan 2 hectare grond. Er zijn 500 duizend boerderijen ter wereld kleiner dan 2 hectare – maar die produceren wel de bulk van het mondiale voedsel. Dáár zet verdubbeling zoden aan de dijk!’ Dat vereist volgens hem niet de meest recente technologie, maar scholen, infrastructuur, schoon water, ziekenhuizen. ‘En bodemverbetering. 25 procent van de landbouwgrond ter wereld is gedegradeerd. In die landen kunnen donorgelden echt verschil maken.’
Als voorbeeld geeft hij het Braziliaanse programma Fome Zero (Nul Honger), dat kleinschalige familieboerderijen ging ondersteunen, vooral in geïsoleerde en achtergebleven regio’s. De overheid voorzag hen van huizen, scholen, kredieten, infrastructuur en kennis, zodat ze hun eigen voedsel konden verbouwen. Scholen kregen geld om bij hen voedsel te kopen en er ontstond directe samenwerking tussen producenten en consumenten. Brazilië realiseerde zo in tien jaar twee millenniumdoelen: de sterke vermindering van honger en van extreme armoede.’
Het kan dus wel. Waarom gebeurt het dan niet? ‘Op wereldschaal gaat 90 tot 95 procent van de investeringen in agrarisch onderzoek naar de conventionele landbouw’, legt Sylvia Kay uit. ‘Dat hangt samen met de privatisering van onderzoek en de afname van overheidsinvesteringen. Ook de opkomst van patenten op genetische eigenschappen van organismen speelt mee, daarmee valt veel te verdienen. Die eenzijdige onderzoekspraktijk belemmert de ontwikkeling van agro-ecologische bedrijven; hun problemen komen niet aan bod.’
Diezelfde eenzijdigheid kleeft aan het financiële systeem: banken lenen namelijk alleen voor schaalvergroting. ‘En als boeren eenmaal een grote schuldenlast hebben, kunnen ze niet meer terug, al zouden ze willen’, zegt Hanny van Geel. ‘De rentebetalingen vereisen hoge opbrengsten.’ Ook cultuur werpt volgens haar obstakels op: ‘Veel boeren schamen zich als ze niet bij de groeiers horen en stoppen stilletjes.’ Tittonell: ‘Conservatieve boeren en boerenlobby’s verslijten pioniers die iets anders uitproberen voor gek, dat worden outcasts.’
Ten slotte zijn er, zeker in Nederland, de enorme kosten van land en bestaande bedrijven. Nieuwkomers krijgen hierdoor letterlijk geen poot aan de grond. Boerenkinderen schrikken terug voor een bedrijf met € 3 miljoen schuld en € 20.000 inkomen. ‘Maar we hebben de jongeren hard nodig’, zegt Tittonell. ‘Hun energie, hun vrijheid van geest, hun moderne technologie.’
La Via Campesina vertegenwoordigt wereldwijd 200 miljoen kleine boeren en maakt zich sterk voor agro-ecologie, rechten van inheemse volken, vrouwenrechten en waterrechten. Ze voeren actie tegen mijnbouwondernemingen en Monsanto. En ze houden elkaar op de hoogte. ‘Er is echt een grote beweging die het anders doet’, aldus Van Geel. ‘Boeren die oude rassen vermeerderen, burgers die een boerenmarkt organiseren of als groep verse groenten en vlees bestellen bij een naburige boer, boeren die zonder chemie werken.’
Afgelopen herfst kwamen 600 mensen uit 40 Europese landen bij elkaar in Roemenië, op een forum van de Europese beweging voor voedselsoevereiniteit Nyéléni. ‘Het was een levendige uitwisseling tussen boeren, vissers, herders, inheemse volken, landbouwarbeiders, consumenten, wetenschappers’, vertelt Kay enthousiast. ‘Dat is de grootste kracht van agro-ecologie: het is een beweging.’
Wist je dat 500 duizend boerderijen ter wereld kleiner zijn dan twee hectare? Maar die produceren wel de bulk van het mondiale voedsel!
Pablo Tittonell, professor agro-ecologie.
Hanny van Geel, Europees coördinator La Via Campesina.
Sylvia Kay, onderzoekster Transnational Institute.
Terwijl de klimaatcrisis steeds zichtbaarder wordt, laten politici en grote vervuilers het afweten. In je eentje los je dat niet op. Dankzij onze leden lukt dat wel. We hebben invloed en krijgen veel voor elkaar. Met meer leden kunnen we meer doen. Doe je mee?