Zo nuttig als palmolie is voor veel van onze dagelijkse producten, zo schadelijk is de industrie erachter. Toch blijven investeerders als ING hun geld stoppen in producenten van palmolie. De Kameroense advocaat Samuel Nguiffo wil van de bank weten waarom. En wat ING gaat doen om de problemen aan te pakken.
Samuel Nguiffo had half mei op de stoep van het hoofdkantoor van ING in Amsterdam willen staan. Helaas moest de advocaat uit Kameroen zijn bezoek nog even uitstellen, omdat zijn paspoort niet op tijd was afgegeven door de ambassade. ‘Gelukkig’ is er bij hem thuis genoeg te doen, vertelt Nguiffo via Skype vanuit z’n woonplaats Yaoundé. Bijvoorbeeld als het gaat om bescherming van het Ebobos, een natuurgebied dat unieke flora en fauna herbergt. “Momenteel liggen er plannen om dwars door het bos een weg aan te leggen. Dat maakt letterlijk de weg vrij voor grootschalige houtkap en daarna de aanleg van palmolieplantages. Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de natuur en de mensen die afhankelijk zijn van het bos.”
Nguiffo is secretaris-generaal van het Centre pour l’Environnement et le Développement (CED), de Friends of the Earth-groep in Kameroen. Al ruim 30 jaar strijdt hij tegen ontbossing en voor de rechten van de mensen die eronder lijden. Die strijd is hard nodig: volgens Global Forest Watch verloor Kameroen de afgelopen 20 jaar zo’n 1,7 miljoen hectare aan bos. Een gebied ter grootte van ruim tien keer (!) de provincie Utrecht. Met het CED ondersteunt Nguiffo burgers en organisaties bij het voeren van gesprekken met multinationals.
Een van die multinationals is Socfin, een Luxemburgs bedrijf met plantages in onder meer Kameroen, Indonesië en Sierra Leone. ING investeert al decennialang in palmolie- producenten. Ook in Socfin-plantages, die mens en milieu de nodige schade berokkenen. Daarom diende een aantal ngo’s, waaronder Milieudefensie, in 2019 een klacht in tegen de bank. Er werd een bemiddelingstraject opgestart, waar Nguiffo namens getroffen gemeenschappen uit Kameroen aan deelnam. Totdat ING onlangs uit dat traject stapte. Nguiffo wilde naar Nederland komen om ING aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Voor de misstanden op de Socfin-plantages moet nu op z’n minst genoegdoening worden geregeld, vindt hij.
Wat voor klacht is er destijds tegen ING ingediend?
“Dat was een OESO-klacht (zie kader – red.). ING doet te weinig om de schadelijke gevolgen van palmolieproductie te beperken, terwijl ze dat volgens de due diligence-voorschriften van de OESO wel zou moeten doen. Bij problemen roept de bank bedrijven waarin ze investeert onvoldoende tot de orde en ze maakt niet duidelijk hoe ze zelf bijdraagt aan verbetering. Dat alles strookt niet eens met hun eigen beleid: ING zegt haar klanten te stimuleren om hun bedrijfsvoering duurzamer te maken.
Met de klacht wilden we – onder leiding van een onafhankelijke partij – in gesprek met ING. We hoopten antwoord te krijgen op een aantal vragen. Welke garanties kunnen jullie geven dat praktijken in de palmolie-industrie niet leiden tot mensenrechtenschendingen en vernietiging van de natuur, maar juist zorgen voor verbetering? En als er niks verbetert, zijn jullie dan bereid om de schade te herstellen en te desinvesteren in palmolieproducenten?”
De OESO en OESO-klachten
De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) is een internationaal samenwerkingsverband dat voorschrijft hoe bedrijven duurzame economische groei kunnen bevorderen. Centraal hierbij staat het proces van gepaste zorgvuldigheid, oftewel due diligence. Bedrijven uit de 38 lidstaten moeten (eventuele) negatieve impact van hun handelen identificeren, voorkomen en verminderen, en verantwoording afleggen over de omgang met geïdentificeerde risico’s. Ook als ze de activiteiten in een land niet zelf uitvoeren, maar alleen optreden als geldverstrekker. Wanneer een bedrijf de OESO-richtlijnen niet naleeft, kan een klacht worden ingediend. Dit gebeurt bij het Nationaal Contact Punt (NCP) in het land waar het bedrijf is gevestigd. Wanneer het NCP een klacht ontvankelijk verklaart, volgt meestal een bemiddelingstraject onder leiding van een mediator van het NCP. Als bemiddeling niks oplevert, overtredingen van de richtlijnen zijn vastgesteld en het bedrijf onvoldoende aantoont hoe het gaat zorgen voor verbetering, kan de onderneming worden uitgesloten van bijvoorbeeld handelsmissies.
Maar ING stapte uit het bemiddelingstraject, zonder deze vragen te beantwoorden. Waarom?
“Daar kan ik wel over speculeren, maar eigenlijk begrijp ik het nog steeds niet. De officiële reden is dat de vertrouwelijkheid van het proces is geschonden. Zo verscheen er een Nederlands krantenartikel over misstanden op palmolieplantages waarbij ING betrokken was. Ik vermoed dat ze de investeringsvoorwaarden en afspraken met Socfin geheim willen houden. Maar wat de reden ook is, ze moeten de schade herstellen.
Het treurige is dat we nu nog steeds niet weten wat ze gaan doen om de problemen op te lossen. De getroffen bewoners hebben recht op antwoorden. Bovendien is het ook in het belang van ING zelf om openheid te geven. Daarmee laat je zien dat je maatschappelijk verantwoord ondernemen belangrijk vindt. Als je informatie achterhoudt, creëer je mist. Dan wek je argwaan.”
Over wat voor problemen hebben we het dan?
“Schending van mensenrechten, van arbeiders bijvoorbeeld. Het komt regelmatig voor dat bedrijven als Socfin onderaannemers inschakelen. Die nemen het vaak niet zo nauw met de rechten van arbeiders die ze inhuren. Mensen worden onderbetaald en doen hun werk in ongezonde en onveilige omstandigheden.
Palmolieplantages breiden zich ook steeds verder uit. Land en hulpbronnen rond de plantages worden steeds schaarser. Dat leidt weer tot conflicten over toegang tot en controle over land. Niet alleen tussen de bewoners en het bedrijf, maar ook tussen gemeenschappen onderling en zelfs binnen families. Geweld en intimidatie zijn op veel plantages een groeiend probleem.
En dan is er nog de grootschalige vernietiging van de natuur. Voor de aanleg van een plantage worden vaak vele hectares bos gekapt en natuur verwoest. Daarmee verdwijnen unieke dier- en plantensoorten, maar ook de visgronden die mensen nodig hebben voor hun levensonderhoud. Wanneer de oorspronkelijke begroeiing heeft plaatsgemaakt voor kilometers aan oliepalmen, zorgt de palmolieproductie ook nog eens voor milieuverontreiniging. Op de plantages worden veel bestrijdingsmiddelen gebruikt. Rivieren en bodem raken vervuild doordat fabrieken waar de palmvruchten worden geperst hun afvalwater lozen.”
Weet ING hiervan? Hebben ze weleens een plantage bezocht?
“Ze weten dat er dingen niet goed gaan, dat erkennen ze ook. Tijdens de klachtenprocedure stonden de misstanden niet ter discussie. Ik vraag me wel af of ze er een goed beeld van hebben. Als ze al een plantage hebben bezocht, was dat vast onder begeleiding van iemand van het palmoliebedrijf. Dan krijg je natuurlijk een vertekend beeld. Het is beter om op eigen houtje een bezoek te brengen. Als je een week in een gebied rond een plantage verblijft, met bewoners en organisaties spreekt en goed om je heen kijkt, kan ik me niet voorstellen dat je denkt: het gaat eigenlijk best prima hier.”
Waarom is ING het doelwit? Zijn producenten als Socfin niet hoofdverantwoordelijk?
“Dat is zeker waar en zo zien de omwonenden dat ook. Tegen Socfin is de afgelopen decennia veel actie ondernomen, van gesprekken op lokaal niveau tot aan rechtszaken. Helaas heeft dat vrijwel niets opgeleverd. Kun je van een bedrijf verwachten dat het uit zichzelf verduurzaamt in een land waar de wet niet erg hoge milieustandaarden voorschrijft en het ontbreekt aan controles en sancties? Ik denk eerlijk gezegd van niet. Het is veel goedkoper en lucratiever om gewoon geen rekening te houden met mens en milieu.
Daarom proberen we het via andere wegen, zoals die van de financierders. Geld is de drijvende kracht achter de praktijken van deze bedrijven. Daarmee ben je als geldverstrekker medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt op de plantages, maar heb je ook de macht om het tij ten goede te keren. Bijvoorbeeld door strenge financieringsvoorwaarden te stellen. Als je als particulier een lening aanvraagt, moet je ook aan allerlei eisen voldoen.
Ook betere wetgeving biedt een oplossing. Momenteel ligt er een voorstel van de Europese Commissie voor een wet die ontbossing als gevolg van de productie van bijvoorbeeld soja moet tegengaan (zie kader - red.). Zulke internationale wetgeving is enorm belangrijk voor een land als Kameroen, waar de nationale wet onvoldoende bescherming biedt tegen multinationals.”
Sinds 2015 is ING lid van de Roundtable of Sustainable Palm Oil (RSPO). De RSPO werd in 2004 opgericht om de omstandigheden op palmolieplantages te verbeteren. Er zijn standaarden voor onder andere het tegengaan van uitbuiting, kinderarbeid, landroof en ontbossing. Plantages die aan deze standaarden voldoen, worden gecertificeerd met het RSPO-keurmerk. Momenteel zijn vier van de zeven palmolieplantages en een fabriek van Socfin in Kameroen RSPO-gecertificeerd. Nguiffo is niet bepaald onder de indruk van het keurmerk.
Wat is er mis met de RSPO-certificering?
“De organisatie handelt niet in lijn met haar eigen regels en richtlijnen. Ze kijken onvoldoende kritisch naar wat er allemaal gebeurt op en rond een plantage. Vertegenwoordigers van de bevolking willen niet altijd praten met inspecteurs van de RSPO. De inspecteurs worden betaald door Socfin, inspecties vinden soms plaats in het bijzijn van iemand van het bedrijf. Terwijl lokale groepen juist in conflict zijn met Socfin, in landconflicten die soms al decennia spelen. Wanneer een RSPO-inspecteur dan met een afgevaardigde van Socfin komt aanrijden, vertrouwen mensen het niet. Ook wordt er lang niet altijd iets gedaan met de misstanden waarover mensen wél vertellen. Of mensen hebben al eerder aan de bel getrokken, waar niet op werd gereageerd. Soms is er een taalbarrière tussen de bevolking en de inspecteurs. Ze komen invliegen uit andere landen, hoe kunnen ze in een gesprek van een paar uur met de mensen ter plekke goed zicht krijgen op mensenrechtenschendingen en milieuproblemen? Ze kijken voornamelijk naar de papieren en het beleid van het bedrijf.”
Weet de RSPO van deze problemen?
“Ik heb ze al een paar keer aangekaart bij hun medewerkers die de inspecties in Kameroen uitvoeren. We documenteren de misstanden en geven die door aan de controleurs en aan RSPO zelf. RSPO is de aantijgingen aan het onderzoeken, we wachten nog op de uitslag. We dienden ook een klacht in over de gebrekkige controles. Dus ze weten er zeker van. Of ze er ook iets mee doen? Het probleem met certificeringen is dat het een markt is. Een gecertificeerd bedrijf heeft voordeel omdat het toegang krijgt tot financiering en klanten die een groen label eisen. De RSPO wil uitbreiden. Er zit een belang achter het verstrekken van een keurmerk, en dat kan ten koste gaan van de kwaliteit. Hierdoor is certificering een onderdeel van het kapitalistische systeem, terwijl het juist een middel moet zijn dat de nadelige uitwassen van het kapitalisme bestrijdt.”
Heeft de RSPO dan wel enige waarde?
“Alleen als ze waarmaken wat ze beloven. Je kunt nog zulke hoge standaarden stellen, als je vervolgens niet goed toeziet op de naleving ervan is een keurmerk weinig waard. Sterker nog: dan bied je bedrijven de mogelijkheid om door te gaan met het vernietigen van de natuur en het schenden van mensenrechten. Dat is wat er nu op sommige plekken gebeurt. De RSPO-certificering lijkt soms meer op greenwashing dan een garantie voor duurzame bedrijfsvoering.
Een bedrijf dat zich aansluit bij de RSPO, moet een plan maken voor wanneer alle plantages aan de voorwaarden zullen voldoen. Als dat vervolgens niet gebeurt, heeft dat vrijwel geen consequenties. Socfin schreef bijvoorbeeld in haar jaarverslag van 2014 dat al haar plantages in 2018 gecertificeerd zouden zijn, maar dat is nog altijd niet het geval. Je kunt dus eindeloos tijdrekken, zo lijkt het. Het is enorm krom.”
Bossenwet
Eind 2021 presenteerde de Europese Commissie een Europese Bossen-wet. In dit wetsvoorstel staat dat bedrijven die palmolie, koffie, cacao, hout, rundvlees of soja op de Europese markt brengen, moeten garanderen dat hun activiteiten niet gepaard gaan met ontbossing of beschadiging van bos. Ook moeten de producten voldoen aan nationale wetgeving en moet de herkomst van deze producten bekend zijn. Het voorstel wordt nu besproken door de milieuraad en het Europees Parlement. De industrielobby zet in op een grotere rol voor certificering.
U bent al 30 jaar bezig, is er ondertussen iets verbeterd?
“In de publieke opinie wel. Steeds meer mensen zijn het erover eens dat we de problemen moeten aanpakken, zowel vanuit de maatschappij, politiek als het bedrijfsleven. Het is ook positief dat de regering van Kameroen altijd heeft geluisterd naar onze zorgen. Helaas laat de praktijk geen echte verbetering zien. We verliezen dagelijks stukken bos en de inwoners van de getroffen gebieden zijn nog altijd de klos. Dat de Kameroense overheid nu – nadat ze vorig jaar nog besloot voorlopig geen houtkap toe staan in het Ebobos – misschien tóch vergunningen gaat verlenen voor het aanleggen van een weg is ook niet echt een stap in de goede richting. De omslag van woord naar daad moet dus grotendeels nog komen.”
Zal de productie van palmolie ooit verdwijnen uit Kameroen?
“Ik denk van niet, maar dat hoeft ook niet. Alleen de manier waarop het nu gebeurt, met grootschalige plantages die natuur en gemeenschappen vernietigen, is onhoudbaar. Op kleine schaal zou palmolieproductie prima kunnen, bijvoorbeeld door lokale boeren op hun eigen land. We hebben als land palmolie ook nodig. We gebruiken het en het is een bron van inkomsten. Zolang het op een duurzame manier kan, is er niet veel op tegen. Maar dan wel duurzaam volgens onze definitie en niet die van Socfin, ING of de RSPO.”
De lange weg naar duurzame palmolie
Jaren 90: ING financiert controversiële palmolieplantages en wordt daarop aangesproken door ngo’s.
2004: Oprichting RSPO. Socfin wordt voor twee palmolieplantages in Indonesië lid.
2010: OESO-klacht tegen Socfin vanwege schending van contract met Kameroense overheid en wantoestanden, zoals onder meer vervuiling en misbruik.
2013: Misstanden bij palmoliebedrijf SOCAPALM (onderdeel Socfin) veroordeeld door Frans NCP. ING blijft Socfin financieren.
2014: Socfin zegt in haar jaarverslag dat in 2018 al haar palmolieplantages RSPO-gecertificeerd zullen zijn.
2015 - ING wordt lid van de RSPO. Misstanden bij palmoliebedrijf Socfin veroordeeld door Belgisch NCP. ING blijft Socfin financieren.
2018: Milieudefensie publiceert Draw the Line, een zwartboek over investeringen door banken in de palmolie-industrie. ING laat weten van al hun klanten te verwachten dat ze een actieplan hebben op weg naar 100 procent RSPO-certificering in 2020.
2019:
> April: Ontmoeting tussen Milieudefensie en ING Nederland. ING stelt dat alle plantages van Socfin binnen 3 jaar RSPO-gecertificeerd moeten zijn.
> Juli: Milieudefensie dient een klacht in bij het NCP. ING is bereid om hun investeringsbeleid voor palmolieproducenten toe te lichten.
2020:
> Januari: Het NCP verklaart de klacht ontvankelijk en biedt aan een dialoog te faciliteren.
> Februari: Kennismaking en vier inhoudelijke gesprekken achter gesloten deuren, uitgesmeerd over een heel jaar.
> December: de eerste plantage van Socfin in Kameroen is gecertificeerd.
2021:
> Maart: ING kondigt aan de dialoog te willen staken vanwege ‘een gebrek aan vertrouwen in de intenties van Milieudefensie’. Er volgen enkele lijmpogingen.
> Juli: De lokale bevolking spreekt zich uit tegen de Socfin-certificering en wil dat het certificaat wordt ingetrokken.
2022:
> April: Het NCP komt met een eindverklaring naar aanleiding van de eenzijdige opzegging door ING. Er zijn geen formele consequenties voor ING. De slachtoffers blijven met lege handen achter.
Foto boven: een vrachtwagen met oliepalmen rijdt over een weg in Kameroen.