Natuurbehoud was lange tijd vooral een middel om geld te verdienen en macht te vergaren. Soms op een hele bedenkelijke manier, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog. Frank Saris schreef een biografie over Pieter van Tienhoven, de voorzitter van Natuurmonumenten. “De bezetting kwam hem eigenlijk wel goed uit.”
De geschiedenis van de natuurbescherming in Nederland is onlosmakelijk verbonden met de naam Jac. P. Thijsse, de schrijver, onderwijzer en bioloog die aan de wieg stond van Natuurmonumenten. Een minder vaak gehoorde, maar minstens zo belangrijke naam in deze geschiedenis is Pieter van Tienhoven. Bioloog en historicus Frank Saris laat in zijn boek Rentmeester van nature – dat in maart verscheen – zien hoe Van Tienhoven in de eerste helft van de twintigste eeuw een grote stempel drukte op de Nederlandse natuurbescherming. Wie denkt dat dit enkel een verhaal is van liefde voor alles wat groeit en bloeit, komt helaas bedrogen uit.
Waarom wilde je een boek schrijven over Pieter van Tienhoven?
“Dat kwam vooral voort uit nieuwsgierigheid. In mijn werk als bioloog en historicus ben ik de naam van Pieter van Tienhoven op allerlei manieren tegengekomen. Bijvoorbeeld zijn handel en wandel binnen de vogelbescherming, maar ook zijn werk als rentmeester in de Biesbosch, een plek waar ik als jonge bioloog vaak kwam. Daarnaast ben ik bij research voor een ander boek gestuit op een aantal brieven aan en over Van Tienhoven. Daaruit kwam een beeld naar voren van een bijzonder heerschap dat veel touwtjes in handen had. Dat triggerde mij om verder de archieven in te duiken. En dat resulteerde in een biografie.”
Van Tienhoven was in 1906 betrokken bij de eerste aankoop van Natuurmonumenten, het Naardermeer. Was hij net als Thijsse een echte natuurliefhebber?
“Nee, enige liefde voor de natuur heb ik bij hem niet kunnen bespeuren. Ik kan niet anders concluderen dan dat zijn motieven waren macht en geld. Dat schreef hij overigens zelf ook in brieven. Hij was vooral geïnteresseerd in hoe hij terreinen en landgoederen kon aankopen, hoe hij deze kon financieren en hoe dat bezit zoveel mogelijk rendement kon opleveren. Als beurshandelaar had hij veel verstand van beleggen. Hij bedacht om bij de aanschaf van natuurterreinen, zoals het Naardermeer, te werken met obligaties. Dat was in die tijd helemaal nieuw. Ook bracht hij het ondernemerschap en nieuwe organisatiemodellen binnen in de natuurbescherming.”
Waren Van Tienhoven en Thijsse een goede match?
“Thijsse had zelf weinig verstand van financiën dus hij kon een financieel talent als Van Tienhoven goed gebruiken. Op voorspraak van Thijsse kwam Van Tienhoven in 1907 in het bestuur van Natuurmonumenten. Na de Eerste Wereldoorlog werd hij voorzitter en penningmeester. Van Tienhoven had op zijn beurt baat bij de promotie die Thijsse maakte voor de natuur met lezingen en verhalen voor De Groene Amsterdammer. Die publiciteit leverde namelijk weer nieuwe donateurs en investeerders op. Thijsse en Van Tienhoven hadden elkaar dus echt nodig.”
Wat voor man was Van Tienhoven?
“Een autoritaire, ontoegankelijke man die weinig tegenspraak duldde. Met name van inspraak van jongeren en vrouwen moest hij niks hebben. Thijsse noemde de aanpak van Van Tienhoven in 1936 al eens het ‘Führerprinzip’, verwijzend naar de persoon die destijds bij onze oosterburen huishield. Toch ben ik nergens tegengekomen dat Thijsse echt moeite had met deze houding. Behalve bij Natuurmonumenten was Van Tienhoven ook nauw betrokken bij verschillende internationale natuurbeschermingsorganisaties, Vereniging De Hollandsche Molen en de Nederlandse Vogelbescherming. Eind jaren 30 bracht hij al deze clubs onder in zijn pand aan de Amsterdamse Herengracht. Hij was duidelijk op zoek naar alleenheerschappij binnen de natuurbescherming.”
Stokte die missie toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak?
“Integendeel, de bezetting kwam Van Tienhoven eigenlijk wel goed uit. Zijn streven naar alleenheerschappij en zijn visie op natuurbescherming pasten perfect in het plaatje van de Duitsers. Zij hadden hout nodig als brandstof en bouwmateriaal, maar ook jachtterreinen voor de SS-bazen. En Van Tienhoven was zeer bereid om daaraan mee te werken. Zo kon hij op z’n post blijven zitten. Hij was dus veel meer dan burgemeester in oorlogstijd. In 1941 werd Van Tienhoven door de hoogste SS-baas in Nederland aangesteld als hoofd van de natuur- en cultuurkamer.”
Wat betekende deze houding voor de andere bestuurders en leden van Natuurmonumenten?
“De grootste impact had het op de joodse bestuurder Henri Polak, de eerste politicus in Nederland die landelijk aandacht vroeg voor natuurbescherming. Dat begon al voor de oorlog uitbrak, in 1936, toen NSB’er James van Hoey Smith toetrad tot het bestuur van Natuurmonumenten. Polak had hier grote moeite mee en weigerde naast hem plaats te nemen. Hij waarschuwde meerdere malen voor het ‘binnenwandelende fascisme’, maar Van Tienhoven deed hier helemaal niks mee. Uiteindelijk is Polak zelf opgestapt. Kort na het uitbreken van de oorlog heeft hij Van Tienhoven nog een briefje geschreven met de tekst: ‘Ben ik dan geen vriend meer van je?’ Dat vond ik behoorlijk aangrijpend om te lezen. Niet veel later zijn Polak en z’n vrouw verraden en afgevoerd. Tijdens de oorlog trad ook een andere NSB’er, Jacob Jeswiet, toe tot het bestuur. Dat was in 1943, toen al breed bekend was met welke gruwelijkheden de Duitsers zich bezighielden. Toch heb ik bij Van Tienhoven geen greintje twijfel kunnen bespeuren over de benoeming van Jeswiet. Ondertussen hadden de joodse leden, al dan niet vrijwillig, hun lidmaatschap ingeleverd.”
En Thijsse, wat deed hij?
“Die bleef zijn werk doen op het gebied van natuuronderzoek en het zoeken van publiciteit. In zijn houding tegenover de Duitsers heb ik me niet echt verdiept, dus daar kan en wil ik weinig over zeggen. Behalve dat Thijsse halverwege de oorlog zijn expliciete goedkeuring gaf aan financiële steun door de bezetter.”
Speelde Van Tienhoven ook actief een kwalijke rol in de oorlog?
“Hiervan is in ieder geval één voorbeeld bekend: het verraad van ondergedoken joden in het natuurgebied Korenburgerveen in de Achterhoek. Een opzichter van Natuurmonumenten, Johan Uwland, had deze mensen een plek toegewezen waar ze een barak konden bouwen. Toen Van Tienhoven hier via via over hoorde, gaf hij Uwland opdracht om de Duitsers in de Achterhoek in te lichten. Dezelfde avond nog werden de onderduikers afgevoerd naar Westerbork en Auschwitz.”
Hoe kwamen Van Tienhoven en Natuurmonumenten uit de oorlog?
“Vrij ongeschonden eigenlijk. De organisatie stond er financieel goed voor en het handelen in de oorlog is – in tegenstelling tot bij andere natuurclubs – niet onderzocht. De ambtenaar die dit moest doen, concludeerde dat dit niet nodig was. Opmerkelijk: kort hierna trad deze man toe tot het bestuur van Natuurmonumenten. Van Tienhoven bleef tot kort voor zijn dood in 1953 gewoon op zijn plek zitten. De enige bestuursleden die moesten aftreden, waren de voor collaboratie veroordeelden Hoey Smith en Jeswiet. Al was Van Tienhoven het hier niet mee eens. Hij wilde zelfs nog expliciet vermeld hebben dat ze goede dingen hadden gedaan voor Natuurmonumenten.”
Na de publicatie van je boek heeft Natuurmonumenten aangekondigd een onderzoek te starten naar hun rol in de oorlog. Wat vind je daarvan?
“Ik vind het goed dat ze dat doen, maar wat mij betreft is het veel te laat. Ik heb mijn bevindingen al een paar jaar geleden met hen gedeeld. Met het advies om snel verder onderzoek te doen en met een goed verhaal te komen als het boek verschijnt. Want als je dan zegt: ‘We wisten het al een paar jaar, maar we gaan er nu mee aan de slag’, ben je ongeloofwaardig. Maar helaas hebben ze dus wel gewacht. Dat vind ik erg droevig. Het is een super gevoelig onderwerp, dat kun je niet even een paar jaar opzijzetten. Zo creëer je voer voor politici die toch al voortdurend twijfel zaaien over het belang van natuurbescherming. Ook had ik gekozen voor een andere vraagstelling. Ze laten nu het NIOD onderzoeken of er natuur is aangekocht met joods geld. Maar ik vraag me af of ze hier iets over gaan vinden. Bovendien zou het niet alleen over geld moeten gaan. Het zou veel beter zijn om een oorlogshistoricus de opdracht te geven om de bronnen uit mijn verhaal na te gaan en te kijken of het perspectief dat ik schets klopt met specifieke oorlogshistorische kennis.”
Welk gevoel houd je zelf over aan je boek?
“Een heel dubbel gevoel. Enerzijds ben ik er best trots op en vind ik dat het verhaal verteld moet worden. Maar tegelijkertijd zit ik ermee in mijn maag. Toen ik die brieven van Polak tegenkwam, had ik echt pijn in mijn buik. Als historicus had ik iets heel waardevols gevonden, maar als natuurbeschermer was ik er niet blij mee. De natuurbescherming is mijn eigen achterban, zo’n besmette historie is niet iets om trots op te zijn. Ik ga maar snel verder met een nieuw boek.”
De biografie over Pieter van Tienhoven is niet het eerste natuurhistorische boek van Saris. Eerder al schreef hij over de geschiedenis van de Vogelbescherming, de natuurbescherming in Nederland en de Biesbosch. Daarnaast promoveerde hij in 2018 aan de Radboud Universiteit met een biografie over Victor Westhoff, die als botanicus een grote rol speelde in de Nederlandse natuurbescherming in de tweede helft van de vorige eeuw.
Waar komt je interesse in de geschiedenis van de natuurbescherming vandaan?
“Toen ik rond 1970 biologie ging studeren, las ik Silent Spring van Rachel Carson. In dat boek, dat uitkwam in 1962, beschrijft Carson hoe pesticiden uit met name de landbouw onze hele leefomgeving aantasten. Als natuurliefhebber werd ik daar echt door geraakt. Mijn idee was dat de natuurbescherming wel wat met die boodschap zou doen, maar tot mijn verbazing bleken ze helemaal geen oog te hebben voor de milieusituatie. Dat vond ik bizar. Ik vroeg me af hoe dat kon. Hebben ze zitten slapen? Of spelen er andere dingen? Vanuit die vragen ben ik me in de geschiedenis van de natuurbescherming gaan verdiepen.”
En wat vertelt die geschiedenis?
“Dat de natuurbescherming lange tijd een verhaal was van geld en macht en veel minder van natuur en biodiversiteit. Het ging organisaties als Natuurmonumenten vooral om het vergaren van inkomsten, bijvoorbeeld via notabelen en jachtpenningen. Natuurterreinen waren dan ook vaak jachtterreinen voor landeigenaren en andere welgestelden. Natuur was dus echt voor de elite. Geen linkse, maar een rechtse hobby. Zorg voor flora en fauna als maatschappelijk streven, zoals we dat nu kennen, was er nauwelijks.”
Is dit ‘rechtse’ karakter van natuurbescherming uniek voor Nederland?
“Nee, zeker niet. Over de hele wereld zie je vergelijkbare belangstelling voor natuur als verdienmodel. Vooral in westerse landen of voormalige kolonies daarvan. Prominente natuurbeschermers, zoals Van Tienhoven, hadden veel affiniteit met de Boerenbeweging in Zuid-Afrika. Daar zat aan natuurbescherming ook nog een racistisch tintje, zoals het afschermen van gebieden tegen de oorspronkelijke bewoners en behoud van ‘raszuiverheid’. Vergelijkbare sentimenten vind je ook terug in andere landen, zoals de Verenigde Staten.”
Wanneer kwam in Nederland het kantelpunt?
“Eind jaren 60, begin jaren 70. Toen kwam in de maatschappij steeds meer bewustwording rondom milieu en natuur. Onder meer door boeken als dat van Carson, maar ook het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome droeg hieraan bij. In die tijd ontstonden organisaties als Milieudefensie. Zelf werd ik namens de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie lid van de districtscommissie van Natuurmonumenten in Amsterdam. Ik weet nog dat ik me daar als jonge student met lang haar tussen de mannen in driedelig grijs totaal niet op mijn gemak voelde.” Naast bioloog en schrijver ben je ook actief als bestuurder bij natuurorganisaties.
Zie je overeenkomsten tussen jouw aanpak en die van Van Tienhoven?
“Haha, nee, geen enkele. In tegenstelling tot Van Tienhoven ben ik van het bottom-up model en het betrekken van leden. Ik heb weinig affiniteit met autoritair leiderschap en heb altijd enorm veel waarde gehecht aan de inspraak van vrijwilligers en leden. Zonder hen ben je niks. Daarnaast vind ik discussies met de achterban altijd leuk. Als je keuzes maakt, moet je daarover verantwoording afleggen. Ik heb me ook zelden bedreigd gevoeld door mensen met een andere mening. Van Tienhoven riep bij de geringste kritiek of tegengas al dat de zaal moest worden ontruimd. Dat zie je mij niet doen.”
Dit artikel staat in ons magazine Down to Earth. Wil jij een abonnement op Down to Earth? Dat kan. Voor € 35,- per jaar word je abonnee en ontvang je Down to Earth magazine 6 maal per jaar op je deurmat. Als abonnee word je automatisch lid van Milieudefensie. Klik hier om abonnee te worden.
Foto bovenin: Frank Saris.