“Een vis zwemt niet zomaar wat rond”

“Kijk, daar zie je het bewijs!” John van Boxel wijst naar een fuut die opduikt uit het water. Met zijn vislift moeten vissen zich weer vrijelijk door de rivieren kunnen bewegen, ook als een dam hun de weg verspert. Nu zit de Linge weer vol barbeel en snoekbaars.

0f578e8f-8525-43c0-ba74-6cda91975ebe.png

Van Boxel staat naast twee ronde koepels op de kade, aan de rand van het water van een aftakking van de Linge. Het is een vislift, een soort oversteekplaats voor trekvissen die van A naar B moeten zwemmen om te overleven. De Vislift is een ontwerp van Van Boxel. 6 jaar geleden richtte hij een eenmanszaak op met dezelfde naam. Nu gebruiken zeventien van de eenentwintig waterschappen zijn product en is het aanzienlijke team van Vislift verhuisd naar een nieuw kantoor in Waalwijk. Ook waterschappen uit Duitsland, België en Frankrijk tonen interesse.

Vispassages

Voordat hij zijn eigen vislift ontwierp, legde Van Boxel 'traditionele' vispassages aan, waarmee vissen een door mensen aangelegde barrière, zoals een dam, moesten kunnen passeren. ­Belangrijk, want de dieren moeten soms vele kilometers migreren om te kunnen eten of paaien. Ooit konden vissen het Europese landschap doorkruisen in rustig meanderende riviertjes, maar door menselijke ingrepen ging dat ecologische ideaalbeeld in kleine stapjes in rook op. Er kwamen rechte kades, snelle vaarroutes, harde stromingen en obstakels zoals dammen, sluizen en waterkrachtcentrales. Nederland is volgebouwd, ook in het water. Daarom zijn kunstmatige overgangen bedacht, vergelijkbaar met ecoducten over snelwegen.

Maar die traditionele vispassages werden vaak een bezuinigingspost. Men vond dat ze ook wel kleiner en simpeler konden, zegt Van Boxel. Kwalijk, want een uitgekleed ontwerp kan de overlevingskans van een vissoort serieus inperken. Details bepalen of een vis de vispassage wel of niet aankan. “We denken dat een vis zomaar wat rondzwemt in het water en dan gewoon een menselijk bouwwerk inzwemt. Maar dat is echt niet zo.”

Japanse karpers

Van Boxel bouwde een pilotmodel om te leren van vissengedrag en onderzoek te doen met camera’s. Hij zag vissen opvallend gedrag vertonen, zoals aarzelend wachten voor de poort van een vispassage, waar de vis met een lokstroom naartoe werd gestuurd. Van Boxel bedacht een grote ‘rustkamer’ waarin de vis bijkomt van de eerste inspanning om de passage te betreden. Pas daarna zwemt de vis in een cirkel verder omhoog waarbij verschillende ‘kamers’ worden gepasseerd, om uiteindelijk – na twee rondes van 360 graden – anderhalve meter hoger uit te komen. Vervolgens kan de vis aan de andere kant van de dam zijn tocht voortzetten.

De Vislift lijkt op een soort ufo, lacht Van Boxel. Waarom eigenlijk? “Ronde vormen hebben een natuurlijke energie-absorptie. Het water valt daar”, zo wijst Van Boxel naar de kletterende waterval, “1,5 meter naar beneden. De vis moet hier 1,5 meter omhoog. Dat moet je zo vriendelijk mogelijk maken.”

Daarnaast kwam hij een tweede voordeel op het spoor. “Ik ben bij kwekers van Japanse koi gaan kijken. Zij gebruiken allemaal ronde bakken. Een vis kijkt nauwelijks met de ogen, maar vooral met zijn zijlijn: een lijn stipjes aan de zijkant van het lijf die signalen uitzenden. In een vierkante omgeving komen die signalen keihard terug, in een ronde vorm weerkaatsten ze alle kanten op waardoor een vis zich minder opgesloten voelt, wat minder stress en angst geeft.”

Camera

In de eerste jaren werkte Vislift samen met de TU Delft waar door “allerlei hydrologische hoogstandjes” werden ingebouwd. Daarna investeerde het bedrijf in een camerasysteem dat alle vissen op basis van kunstmatige intelligentie registreert, een soort gezichtsherkenningstechnologie. Zo kunnen waterschappen met maar een paar minuten vertraging zien welke vis de rivieren doorkruist. Van Boxel opent de Vislift app. Daarop is een grafiek te zien met alle vissen die de afgelopen dagen deze locatie zijn gepasseerd: in totaal 41 stuks, voornamelijk blankvoorn. Dankzij de camera’s en sensoren worden patronen zichtbaar. “In het seizoen komt eerst de snoek, daarna massaal de blankvoorn, de jonge kolblei, en straks de zeelt en de bittervoorn. Dan, als laatste, de meerval.” Van Boxel laat op zijn telefoon een compilatie van vissen zien. Snoek, voorn, brasem. Op enig moment zwemt een verdwaalde aalscholver voorbij, die met grote ogen recht in de camera kijkt.

Vislift claimt op basis van de camerabeelden opvallende successen, zoals hier bij de Linge, waar acht visliften achter elkaar zijn aangelegd. “We zien soorten terugkomen die al een lange tijd niet werden waargenomen", zegt directeur Rutger Schrijer. Zo zag Vislift in 2020 een barbeel op de camera. “Het waterschap zei: ‘Dat kan niet! Wij doen al 20 jaar onderzoek en hebben die nog nooit gezien.’ Maar een paar maanden later waren er nog twee. Nu zien we honderden barbelen over de hele linie van de Linge.” Ook de snoekbaars wordt na de aanleg van visliften weer overal in de Linge gezien. “Het is schitterend mooi om te zien dat je als mens iets hebt bedacht wat graag gebruikt wordt door de natuur”, zegt Van Boxel. “Verschillende waterschappen hebben na het plaatsen van visliften van plaatselijke visverenigingen gehoord dat ze weer vissoorten vangen die vele jaren niet meer aangetroffen werden. Dat die zijn teruggekomen, is een kroon op ons werk.”

DTE82 Vislift screenshot vissen 1.png  DTE82 Vislift screenshot vissen 2.png

DTE82 Vislift screenshot vissen 3.png  DTE82 Vislift screenshot vissen 4.png
Vissen die door de vislift werden geregistreerd en een verdwaalde aalscholver.

Visstand

De zorg voor een gezonde visstand in Nederland kent zowel succesverhalen als mislukkingen, zegt buitengewoon hoogleraar zoetwatervisecologie Tom Buijse, verbonden aan kennisinstituut Deltares en Wageningen University & Research. Hij doet al sinds de jaren 90 onderzoek naar vispopulaties en hun herstel. De afgelopen decennia zijn problemen met blauwalg en vervuiling met de insecticide DDT en zware metalen succesvol aangepakt. Sommige vissen, zoals de rivierprik, hebben zich hierdoor kunnen herstellen. Andere soorten, zoals de houting, die volledig verdwenen was uit Nederland, zijn door uitzettingen in Duitsland nu weer teruggekeerd.

Bij de zalm ligt dat anders. “Er is heel veel energie gestoken in herintroductie, maar na hoopvolle berichten in de eerste jaren lijkt het erop dat dit helaas niet gaat lukken”, zegt Buijse. “Een jonge zalm moet niet alleen langs of door waterkrachtcentrales in de Maas kunnen. Ze kunnen onderweg ook opgegeten worden, want de populaties van meervallen, aalscholvers en zeehonden zijn allemaal toegenomen. Hartstikke goed, maar die moeten wel eten.” Vissen komen op verschillende manieren in de problemen: ze komen obstakels tegen of komen in schroeven van schepen terecht, somt hoogleraar Buijse op. “Lange tijd werd vooral de sportvisserij met argusogen bekeken door ecologen, maar het is een opeenstapeling van factoren waarvan we de grootste boosdoener niet makkelijk kunnen aanwijzen.”

Chillroom

In de jaren ’90 komt het idee ‘Ruimte voor de Rivier’ in zwang. Terug naar het meanderen, weg van de rechte kades en snelle vaarroutes. Een rustig stromende, meanderende beek is goed voor de biodiversiteit, en er hoeven geen menselijke barrières te worden geslecht. Het programma werd bekrachtigd door het parlement als de belangrijkste beleidsrichtlijn voor ruimtelijke ordening: de rivier mocht weer rivier zijn. “Toen dat politiek besloten was, was de vraag: hoe dan? Dat wist niemand”, zegt rivierwetenschapper Erik Mosselman, verbonden aan de TU Delft en Deltares. Mosselman was vanaf het begin betrokken bij Ruimte voor de Rivier, dat vooral was bedoeld om overstromingen tegen te gaan maar ook om positieve omstandigheden te scheppen voor de natuur.

“De visstand zal een blijvende zorg zijn in Nederland”

Een van de maatregelen was het verlagen van kribben, korte stenen dammen die dwars in de rivier liggen. Op één plek in ­Nederland, in de Waal, werden die zelfs helemaal weggehaald. Er kwamen ‘langsdammen’ voor in de plaats: drie lange dammen van steen over een traject van 10 kilometer die in de lengte van de rivier werden aangelegd en zo de rivier in tweeën splitsen. Schepen varen door de hoofdgeul, de andere kant van de dam biedt beschutting tegen scheepsgolven en vormt een soort chillroom voor vissen waar ze gemakkelijker kunnen eten en zich voortplanten.

“Schepen veroorzaken grote golven”, zegt hoogleraar ­Buijse. “Dat kost vissen veel energie. Die moeten dan meer eten om in leven te blijven. Achter de langsdam is de stroming veel zwakker.” Aan de kade in Tiel blijkt dat de langsdammen vandaag niet zichtbaar zijn door het hoogwater, maar ze zijn bij omwonenden bekend. “Het schijnt dat de vissen daar kunnen paaien”, zegt veerman René Peters. Hij vaart op de pont naar het plaatsje Wamel en laat op de radar in zijn kajuit zien waar de langsdammen liggen.

Aanvankelijk stond niet iedereen te springen. “Bij sportvissers was groot verzet”, herinnert Mosselman zich. “Juist de kribkoppen die verdwenen, waren de meest aantrekkelijke visplekken.” De vissers werden bij de officiële monitoring betrokken met viswedstrijden. Er waren al snel opvallende resultaten te zien. “Er zat veel meer vis in die geulen achter de langsdammen dan voorheen”, vertelt Mosselman, die samen met hoogleraar Buijse betrokken was bij de monitoring. Zowel de ‘soortenrijkdom’ als de ‘dichtheden’ bleken groter te zijn. “Dat soorten waarvan men dacht dat ze waren uitgestorven weer gevangen werden, was een verrassing voor de sportvisserij. Zij hebben een deel van hun verzet laten varen. De mooiste plekken waren nog steeds weg, maar er kwam wel iets anders voor terug.”

Toekomst

Toch zal de visstand een blijvende zorg zijn in Nederland. In de toekomst ziet Buijse zeker een rol voor systemen zoals de Vislift. “Ze monitoren de omstandigheden, gebruiken videocamera’s en sensoren voor watertemperatuur en hoeveelheid water, dat genereert nieuwe inzichten”, zegt hij. “Soms zien we ineens een vis op een plek die we daar nog niet eerder hadden gezien. Dan kun je uitzoeken waar dat aan ligt. Tijdens een warme week bijvoorbeeld zie je allerlei nieuwe vissen.”

Tegelijkertijd plaatst hij vraagtekens bij het succesverhaal van de barbeel. “Ik weet niet of die zo blij zijn dat ze in de Linge terechtkomen. De Linge stroomt niet hard. De barbeel wil stromend water. Vissen kunnen ook verdwalen. Als de rivier weer zakt en nagenoeg stilstaat, gaat de barbeel niet meteen dood – de stroming is vooral nodig om eieren van zuurstof te voorzien – maar ik vermoed dat dit geen geschikte habitat is. We moeten regelen dat ze de rivier ook weer uit kunnen.”

John van Boxel krijgt die kritiek wel vaker voor de voeten geworpen en stelt zich bescheiden op. “Mensen als professor Buijse hebben alle expertise, wij doen enkel waarnemingen. Op basis van de aantallen zou je zeggen: de barbeel zit hier wel graag.” Overigens kan de vis al in beide richtingen door de Vislift: ’s zomers stroomopwaarts, ’s winters stroomafwaarts. Daarnaast zijn er misschien wel andere redenen dan paaimigratiegedrag die een vis drijft, denkt Van Boxel. “Vroeger dachten we dat een vispassage maar een paar maanden per jaar moest kunnen functioneren, alleen in de paaiperiode. Nu zien we met de komst van continue monitoringstechnieken ook andere migratiemomenten. Wellicht dat vissen ook migreren omdat ze naar eten zoeken, of omdat elders de kwaliteit van het water beter is. Soms is er zelfs meer migratie in het najaar dan in het voorjaar.” Waarom dat zo is, is een vraag voor de wetenschappers, zegt Van Boxel.

Discussie

“Klimaatverandering vraagt een verandering van onze omgang met de natuur en dus met onze hele leefomgeving”, zegt hoogleraar Buijse. “Vissen komen bijvoorbeeld bij droogte in de hoger gelegen delen van Nederland – in het oosten en zuiden – steeds meer in de problemen. Dan komen beken en stroompjes helemaal droog te staan. Nu wordt de discussie gevoerd of we meer stuwen moeten aanbrengen. Daarmee houd je natuurlijk meer water vast. Maar ik zou zeggen: zoek het vooral niet alleen in technische oplossingen.” Hij is enthousiaster over de aanpak in Brabant, waar door provincie en waterschappen bekeken wordt of dammen juist kunnen worden weggehaald. “Dan stroomt het water natuurlijk weg, dus is er meer nodig. Maar dan kan de beek opnieuw gaan meanderen.”

“We zien soorten terug die al lange tijd niet zijn waargenomen”

Op de vraag waar al dat water vandaan moet komen, heeft Buijse het antwoord al klaar: de landbouw. Daar moeten er harde noten worden gekraakt. “Vroeger zeiden we: we willen landbouw mogelijk maken tot aan de waterkant. En we hebben gewassen die niet tegen een hoge waterstand kunnen. Dus er zijn hooggelegen akkers en diepe sloten gekomen. Is er te veel water, dan gaat de sluis open en loopt het water weg.” Vervolgens hebben boeren in de zomer veel te weinig vocht in de akkers en moet grondwater worden opgepompt. Buijse: “Met deze inrichting is ons land minder toekomstbestendig.”

Misschien moet eerst worden nagedacht over een natuurlijke loop van het water – en vervolgens over het inpassen van de landbouw. De overheid overweegt nu om het ‘water sturend te maken’, wat betekent dat een rivier voorrang krijgt boven de dingen die wij als mensen willen doen. “Dan ga je nadenken over welke gewassen je dicht bij een meanderende beek zet, en welke er verder vanaf. Welk gewas kan ik telen in relatie tot welke grondwaterstand? We hebben steeds meer met extreme omstandigheden te maken en bijvoorbeeld met verzilting. Dat kan een wissel trekken op de natuur en op ons leven, op wat wij willen. Het wordt er niet makkelijker op. Ook niet voor de vissen.”

Zo tekent zich een paradigmaverschuiving af: van het aanpassen van de natuur aan de wensen van de mens, gaan we ons handelen aanpassen aan het ritme van de natuur. Daarvoor zal flauw gezegd nog veel ‘water door de Rijn moeten stromen’. In de overgangsfase – en op plekken waar dammen toch onvermijdelijk blijven – zijn uitvindingen die de schade van het menselijk handelen beperken, zoals de Vislift, een belangrijk onderdeel van de oplossing. Over de denkrichting zijn Van Boxel en Buijse het in ieder geval eens. Ze gebruiken er zelfs precies dezelfde woorden voor: “De allerbeste vislift is geen vislift.”

Dit artikel staat in ons magazine Down to Earth. Wil jij een abonnement op Down to Earth? Dat kan. Voor € 35,- per jaar word je abonnee en ontvang je Down to Earth magazine 6 maal per jaar op je deurmat. Als abonnee word je automatisch lid van Milieudefensie. Klik hier om abonnee te worden.

Foto bovenin: Rutger Schrijer en John van Boxel op een vislift.

Loading...