Er zijn steeds minder inheemse planten te vinden in Nederland, terwijl die een belangrijke schakel zijn in het ecosysteem. Wat maakt ze zo bijzonder? En wanneer is een plant eigenlijk inheems?
Beeld: Martin Stevens
Wat zie je als je naar een Nederlandse rivierdijk kijkt? Op de meeste plaatsen: een eentonige grasmat. Vaak zijn die dijken ingezaaid met een mengsel dat veel Engels raaigras bevat. Deze snel groeiende grassoort wortelt hoogstens 10 centimeter diep en moet toch klei en zand bijeenhouden. Een dijk die begroeid is met tientallen verschillende soorten grassen en kruiden, die een veel uitgebreider en dieper wortelstelsel hebben, is veel steviger en beter bestand tegen droogte – zo blijkt ook uit testen van Wageningen University & Research. Raaigras inzaaien is dus niet zo’n goed idee: met een grote diversiteit aan inheemse kruiden en planten houdt een dijk golfslag en hoog water beter tegen. Gelukkig zijn steeds meer waterschappen en provincies daar nu ook van doordrongen.
Het grote voordeel van inheemse planten is dat zij, door hun eeuwenlange aanwezigheid in ons land, optimaal zijn aangepast aan de lokale omstandigheden. Helaas worden ze steeds zeldzamer; niet alleen op dijken, maar door heel Nederland. Ongeveer een derde van alle inheemse planten in Nederland is bedreigd en zeventig soorten staan op het punt om helemaal te verdwijnen, vertelt hoogleraar plantecologie Joop Schaminée. “Elk jaar verliezen we soorten. En een plant die weg is, komt niet meer terug. Het genetische materiaal, vaak uniek voor de regio waar de soort groeit, is dan voorgoed verloren.” En dat gaat Schaminée aan het hart. Inheemse planten zijn een belangrijke schakel in het ecosysteem. Ze zijn van levensbelang voor insecten, die weer een lopend (of vliegend) buffet vormen voor vogels, egels, vleermuizen en amfibieën – overigens allemaal dieren die tegenwoordig wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Het toverwoord is verscheidenheid: hoe diverser en gevarieerder het ecosysteem, hoe veerkrachtiger. En een veerkrachtig ecosysteem is beter bestand tegen ziektes, plagen én klimaatverandering.
Foto's: Heggenwikke en Gevlekte dovenetel
Met die verscheidenheid aan inheemse flora gaat het nu juist niet zo goed in Nederland. Dat heeft vele redenen: stikstofvervuiling, verdroging, bebouwing, intensivering van de landbouw, gebruik van bestrijdingsmiddelen, klimaatverandering en versnippering van het natuurlandschap. Wildeplantendeskundige Martin Stevens ziet nog een andere reden: de Nederlandse netheidscultus.
Stevens schreef twee boeken over tuinieren met inheemse planten en heeft een eigen kwekerij in Kortenhoef. “We kunnen niks met rust laten, alles moet worden aangepakt”, zegt hij. “Als er boomspiegels (een stukje open grond rondom de stam dat zorgt voor toevoer van lucht en water – red.) zijn met wilde planten, worden die als onkruid gezien en zetten mensen er planten uit het tuincentrum in.” Door die hang naar netheid en efficiëntie is er ook veel ‘rommelruimte’ verdwenen. Vroeger had je wegbermen, bosjes, akkerranden, weilandranden. Nu wordt elk snippertje grond efficiënt gebruikt. Ook is er sprake van landjepik: boeren die voorbij hun kavelgrens een paar meter meer maaien, bemesten, spuiten of ploegen.
Verkeerd beheer speelt ook een rol, bijvoorbeeld bij bermen en dijken. Gemeentes, provincies en waterschappen maaien te vaak of op het verkeerde moment, zodat de planten die er nog wél staan geen kans krijgen om zich uit te zaaien. Stevens: “Gelukkig is er steeds meer aandacht voor goed bermbeheer. Maar dan moeten de uitvoerders de planten wel herkennen. Als een medewerker iets niet herkent, schoffelt ’ie het weg.” Die onwetendheid is nóg een reden van de teloorgang van de inheemse flora. Wat je niet kent, kun je immers ook niet waarderen of beschermen. Ouderen weten nog hoe bermen vroeger lila kleurden van de pinksterbloemen, of hoeveel insecten er in je gezicht vlogen als je op de fiets zat, maar de meeste jongeren hebben dat nooit meegemaakt. Ze weten niet beter dan dat het platteland een aaneenschakeling van groene biljartlakens is. Het is een voorbeeld van een verschuivend referentiekader, ook wel shifting baseline syndrome genoemd: het verschijnsel dat elke nieuwe generatie de situatie waarin zij is opgegroeid als normaal accepteert.
Maar wanneer spreken we van ‘inheemse’ planten? “Inheems is datgene wat in een bepaald gebied al heel lang van nature voorkomt”, zegt Stevens. Waarbij ‘heel lang’ betekent: sinds de laatste ijstijd, van 11,5 tot 116 duizend jaar geleden. Tegenover inheems staan uitheemse soorten of ‘exoten’, die door de mens zijn ingevoerd. Dat onderscheid is helemaal niet zo eenvoudig, legt Stevens uit. Soorten als vijfdelig kaasjeskruid of korenbloem zijn weliswaar ingevoerd door de mens, maar dat is al vele eeuwen geleden gebeurd. Stevens: “Dat noemen we archeofyten: ingevoerd vóór 1500. Die soorten worden als ingeburgerd beschouwd en rekenen we dus ook tot de inheemse flora.” Het door veel tuiniers gehate zevenblad is bijvoorbeeld een archeofyt. Het werd door Romeinse soldaten langs hun routes aangeplant, zodat ze altijd verse groente hadden. Schaminée: “Het jaartal 1500 lijkt misschien willekeurig, maar is toch bewust gekozen. In 1492 zette Columbus voet aan wal in Amerika en vanaf dat moment zijn er ongelooflijk veel planten en dieren de hele wereld over gesleept. Daarom noemen we alles van voor die tijd inheems.”
Foto's: Bosandoorn, Muskuskaasjeskruid, Gevlekte dovenetel, Rode klaver.
Ook ‘een bepaald gebied’ uit de definitie van inheems is niet zo eenduidig. Natuur houdt zich immers niet aan grenzen. Zo is de flora in het Wooldse Veen bij Winterswijk dezelfde als die in het Duitse natuurgebied aan de andere kant van de grens. Met de verspreidingsgebieden van inheemse planten houdt Schaminée zich dagelijks bezig. Samen met collega-ecoloog Nils van Rooijen richtte hij in 2018 het Levend Archief op: een platform van onderzoekers en natuurbeheerders dat de genetische diversiteit van wilde planten wil veiligstellen. De vrijwilligers van het Levend Archief verzamelen zaden van inheemse plantensoorten die worden opgeslagen in de Nationale Zadencollectie. Schaminée: “Want het kan toch niet zo zijn dat we miljarden investeren in natuurherstel en het aanpakken van de stikstofcrisis, maar straks moeten concluderen dat het toch niet gelukt is, omdat de soorten er simpelweg niet meer zijn?” Overigens werd tijdens de Earth Summit – de eerste klimaatconferentie van de VN – in 1992 in Rio de Janeiro al afgesproken dat landen een genenbank op zouden zetten als back-up van de natuur. Omdat Nederland daar tot op heden geen gehoor aan heeft gegeven, hebben Schaminée en zijn kompanen zelf maar zo’n zaadbank opgezet.
Campagne voor nationale flora
Het Levend Archief ontving een bijdrage van ruim 1,5 miljoen euro van de Nationale Postcode Loterij om meer en sneller zaden te kunnen verzamelen. Samen met LandschappenNL zal het Levend Archief ook een publiciteitscampagne voor nationale flora lanceren. Met twaalf iconische soorten in de hoofdrol, in elke provincie één, willen ze het belang van inheemse soorten in de spotlights zetten. Schaminée: “We zijn nu druk bezig om te beslissen wat onze paradepaardjes worden, maar ik kan me voorstellen dat we voor Drenthe de roggelelie kiezen. Die prachtige soort sierde vroeger de rogge-akkers, maar is nu ernstig bedreigd.”
Het verzamelen van die zaden gebeurt niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. Schaminée: “We kijken naar geografische herkomst en gebieden, maar die grenzen zijn niet keihard. Soorten kunnen regionaal en lokaal behoorlijk verschillen. Zo is een parnassia in de Achterhoek echt een andere plant dan die op de Waddeneilanden. Meestal moet je terughoudend zijn met zaad dat uit andere landen komt, maar soms zit het met de genetische diversiteit nét iets anders dan je zou verwachten. Zo lijkt knikkend nagelkruid uit Brabant meer op knikkend nagelkruid uit Zuid-België dan op de Gelderse variant. Dat komt door de verschillen in het stroomgebied, van respectievelijk de Maas en de Rijn. Rivieren dienen vaak als transport voor plantenzaden. Dus als je de natuur in Brabant wilt herstellen, kun je beter het Belgische zaad gebruiken dan het Nederlandse.”
Martin Stevens is een van de zadenverzamelaars van het Levend Archief en bekend met de zoekcriteria. “Voor mijn eigen kwekerij hanteer ik de stelregel dat planten, theoretisch gezien, op eigen kracht naar Nederland moeten kunnen komen. Het Nederlandse inheemse plantengebied ligt dan ergens tussen de geografische grenzen van de rivier de Elbe, de Marne (Seine) en de Noordzee.” Planten die worden opgekweekt uit zaad dat niet uit Nederland komt, zijn strikt genomen niet inheems, zegt Stevens. Het zijn verwante wilde planten. “Alle inheemse planten zijn dus wild, maar niet alle wilde planten zijn inheems.”
Foto's: Ruig klokje, Beemdooievaarsbek, Beemdkroon.
Inheemse planten zijn belangrijk om tal van redenen. “Ze worden omgeven door een hele hofhouding van soms wel duizend soorten schimmels, insecten en bodemdieren”, licht Stevens toe. “En alle leden van die hofhouding hebben elkaar nodig. Zo kan het verdwijnen van een plantensoort het einde betekenen voor een heel aantal andere soorten.” Uiteindelijk leidt het verdwijnen van wilde plantensoorten tot het verlies van veerkrachtige ecosystemen waar ook de mens deel van uitmaakt.
Mensen hebben inheemse planten bijvoorbeeld nodig voor een gezonde landbouw, omdat er insecten op afkomen die natuurlijke plaagbestrijders zijn. Stevens: “Zo hebben biologische aardappeltelers last van coloradokevers, omdat ze geen bestrijdingsmiddelen gebruiken. Rode mieren zijn dol op de larven van die kevertjes, maar dan heb je wel houtwallen nodig van inheemse struiken als meidoorn en sleedoorn, waarin ze zich kunnen vestigen. En door de intensivering van de landbouw zijn al die hagen en wallen weggehaald.”
Inheemse planten zijn ook belangrijk voor de landbouw omdat ze wilde bestuivers aantrekken, die vervolgens ook landbouw gewassen kunnen bestuiven. Een taak die ze efficiënter uitvoeren dan honingbijen. Insecten zijn evolutionair afgestemd op de specifieke kenmerken van wilde planten, zoals de vorm van de bloemen en het tijdstip van bloeien. Veel insecten zijn zelfs afhankelijk van een specifieke plant of plantenfamilie, en andersom.
Die samenhang tussen insecten en planten is het dagelijks werkveld van landschapsecoloog en tuinontwerper Wankja Ferguson. “Bij insectentrekkers denken mensen vaak aan drachtplanten die nectar en stuifmeel produceren, maar waardplanten zijn minstens zo belangrijk. Die worden door insecten gebruikt om hun eitjes op af te zetten, zodat hun larven ervan kunnen eten. De meeste insecten zijn niet zo kieskeurig als het om nectar gaat: dat halen ze ook uit uitheemse tuinplanten als de vlinderstruik. Maar als waardplant is zo’n exotische tuinplant vrijwel nutteloos. En zonder waardplanten kunnen insecten zich niet voortplanten. Zo heeft het icarusblauwtje, een vlindersoort, hop en (rol)klaversoorten nodig om te kunnen overleven.” Waardplanten zijn voor 99 procent inheems.
Ferguson: “Elke plant heeft afweerstoffen om vraat te voorkomen. Insecten hebben tijd nodig om zo te evolueren dat ze die stoffen kunnen eten zonder er last van te hebben. Op de Amerikaanse eik, een exoot, vind je nu dertien soorten insecten die er gebruik van maken. Die boom is hier al 200 jaar. Zo lang heeft het dus geduurd voordat insecten de afweerstoffen hebben kunnen overwinnen.” Ter vergelijking: op een inheemse eik leven meer dan 450 insectensoorten.
Ook in de afbraakcyclus zijn inheemse planten belangrijker dan exoten. Ferguson: “Rupsen en larven die blaadjes eten, maken gaatjes. Die blaadjes zijn makkelijker af te breken als ze eenmaal op de grond zijn gevallen, dus dat is goed voor het bodemleven. Het blad van de Amerikaanse eik is nauwelijks aangevreten als het naar beneden valt en wordt dus moeilijker verteerd. Bovendien poepen al die rupsjes en larfjes uitwerpselen uit en dat is weer bemesting van de bodem.”
Foto's: Biggenkruid, Veldsalie, Rolklaver.
We zeiden eerder al: het toverwoord is verscheidenheid, en die verscheidenheid is in Nederland ver te zoeken. Er is dus werk aan de winkel. De zaden van het Levend Archief zijn niet alleen een back-up voor de natuur maar kunnen ook worden ingezet bij natuurherstel, zodat verdwenen soorten kunnen terugkeren. Schaminée: “Bij natuurherstel luistert het heel nauw met welke soorten je aan de slag gaat en welke soorten een zetje in de rug verdienen. We kijken of we de aanwezige populatie kunnen uitbreiden of, zo nodig, herintroduceren. Een voorwaarde is dat de soort daar vroeger voorkwam maar niet uit zichzelf kan terugkomen. Nu is dat met de versnipperde natuur in Nederland vaak het geval. Planten zijn weinig mobiel, ze zijn afhankelijk van vogels, water of kuddes grazers die de zaden in hun vacht meenemen. Bovendien is er niet genoeg aaneengesloten natuur, dus die transportmethodes werken niet meer voldoende.” En dan moet ook de standplaats, dus het milieu waar de zaden worden ingezaaid, op orde worden gebracht. Door bijvoorbeeld de stikstofrijke bovenste grondlaag af te plaggen of de grondwaterstand te verhogen.
Schaminée begrijpt niet dat dit belangrijke werk vooralsnog door stichtingen en vrijwilligers moet worden uitgevoerd: “Eigenlijk is het van de zotte dat de centrale overheid dit nog niet op zich heeft genomen. De afspraken hiervoor zijn al 30 jaar geleden gemaakt, het is in ons eigen belang én de urgentie is groot.” Samen met Nils van Rooijen schreef hij eind vorig jaar een rapport waarin duidelijk naar oren komt waar de verantwoordelijkheid ligt: bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dat besef is inmiddels ook doorgedrongen in Den Haag, ambtenaren zijn aan het bestuderen hoe ze hier het best vorm aan kunnen geven. Is er kans dat het Levend Archief in de toekomst financiering krijgt vanuit het ministerie? Schaminée heeft goede hoop. “Als we snel groen licht krijgen, kunnen er hopelijk meer plantensoorten behouden blijven. Niet alleen in de vriezer van het Levend Archief, maar ook in het landschap.”
Inheemse planten in je tuin
Gebruik alleen zaad van kwekers die de inheemse afkomst garanderen.
Schaminée: “In zadenmengsels die het standaard tuincentrum als inheems verkoopt, zitten vaak – goedkopere – planten van buitenlandse herkomst. De bloeitijden sluiten vaak niet aan op de vliegtijden van Nederlandse insecten, en het gevaar bestaat dat de buitenlandse planten kruisen met inheemse soorten. Ook bevatten de mengsels vaak gecultiveerde vormen van inheemse flora, waar insecten niets aan hebben.” Een voordeel van wilde planten: ze doen het bijna altijd goed in de tuin, juist omdat ze van hier zijn. En dan komt er ook nog eens enorm veel leven op af.
>Zie downtoearthmagazine.nl/inheemse_tuin voor een lijstje inheemse planten die het goed doen in de tuin.
>Zie biotuinwijzer.nl voor kwekers die inheemse planten en zaden aanbieden.
Dit artikel staat in ons magazine Down to Earth. Wil jij een abonnement op Down to Earth? Dat kan. Voor € 35,- per jaar word je abonnee en ontvang je Down to Earth magazine 6 maal per jaar op je deurmat. Als abonnee word je automatisch lid van Milieudefensie. Klik hier om abonnee te worden.
Foto bovenin: bloeiende dijk met inheemse flora Vreugderijkerwaard.