"Klimaatpaupers? Ik weet niet waar dat over gaat", zei minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) deze maand tijdens een debat in de Tweede Kamer over de 'lasten van het klimaatbeleid'. Ik hoop dat zijn collega Mark Rutte zich iets meer verdiept heeft in het debat rond de sociale impact van ons klimaatbeleid. Hij doet er ook verstandig aan om dit punt bij de formatie een rol te laten spelen. Anders kan het een splijtzwam worden, zegt Donald Pols, directeur van Milieudefensie.
De ongelijke verdeling van de lusten en lasten in het (huidige) klimaatbeleid is in korte tijd een belangrijk onderwerp van gesprek geworden voor zo ongeveer alle partijen die zich bezighouden met klimaat en energie. In april publiceerde Milieudefensie, samen met de FNV en de Woonbond, een onderzoek naar de impact van het klimaatbeleid op de inkomensongelijkheid. Dat zwengelde de discussie aan: het onderzoek kreeg veel media-aandacht, er werden Kamervragen over gesteld; partijen als de VNG, Energie-Nederland, wetenschappers, politici, adviesbureaus en andere maatschappelijke organisaties haakten aan, en dit leidde uiteindelijk tot het eerdergenoemde Kamerdebat. Ik word er inmiddels bijna dagelijks over aangesproken.
Die aandacht voor de sociale dimensie is niet zo vreemd, want uit ons onderzoek blijkt dat de kosten van het huidige klimaatbeleid nu vooral bij armere huishoudens terechtkomen, terwijl grote bedrijven -de grootste vervuilers- nauwelijks bijdragen aan de klimaatkosten. En dat er, bij gelijkblijvend beleid, straks tienduizenden gezinnen zijn die hun energierekening niet meer kunnen betalen. De Volkskrant verzon voor hen de -bij Kamp dus onbekende- term 'klimaatpaupers'.
Uit ons onderzoek blijkt ook, dat het aan de lustenkant vooral grote bedrijven en hogere inkomens zijn die profiteren van het huidige beleid. Rijkere huishoudens betalen verhoudingsgewijs veel minder belasting over hun energie, grote bedrijven zelfs bijna niets. En duurzame subsidies, om je huis te isoleren of zonnepanelen te plaatsen, gaan voor het overgrote deel naar de hogere inkomens. Dus niet naar armere mensen die dat geld echt nodig hebben. Zij kunnen nu geen bijdrage leveren aan de duurzame transitie en besparen op hun energiekosten, bijvoorbeeld met zonnepanelen.
Misschien is dit alles aan de aandacht van Kamp ontsnapt. Maar wat hem haast niet ontgaan kan zijn, is dat energiereus Essent onlangs eenzelfde soort onderzoek, uitgevoerd door EY, publiceerde. Met ongeveer dezelfde uitkomsten. Essent gaf daarbij exact dezelfde waarschuwing af als Milieudefensie: door de ongelijkheid in het huidige stelsel kalft het draagvlak voor de energietransitie af, en wordt investeren in duurzame oplossingen niet gestimuleerd. Essent noemt dit 'contraproductief' voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen.
Kortom: dat de zwaarste lasten in het huidige klimaatbeleid níet op de sterkste schouders terechtkomen, en dat de grootste vervuilers -bedrijven- níet betalen, is niet alleen oneerlijk, of een probleem voor de mensen die dit (financieel) raakt. Het zorgt ervoor dat het huidige klimaatbeleid minder effectief is. Essent stelt daarom een hervorming van het belastingstelsel voor naar "een regulerende belasting die stuurt op een rechtvaardige verdeling van de lasten en verduurzaming stimuleert".
Ik sluit me van harte aan bij die oproep. Veel mensen vragen me hoe we kunnen zorgen dat het beleid eerlijker wordt. Milieudefensie vindt -onder meer- dat de energiebelastingen en -accijnzen een CO2-grondslag moeten krijgen, waarbij de zwaarste lasten vooral terecht moeten komen op de sterkste schouders en bij de grootste vervuilers. Dan betaalt iedereen, burger en bedrijf, een eerlijk aandeel en kan iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen in de transitie. Vervuiling krijgt zo een prijs en groene investeringen gaan voor iedereen renderen, niet alleen voor wie nu al zelf kan investeren in zonnepanelen of een Tesla. Subsidies kunnen worden afgebouwd.
De opbrengst van deze CO2-belasting, het klimaatdividend, moet vervolgens grotendeels teruggaan naar de belastingbetaler, en dan met name naar de burgers, want die moeten de grootste investeringen doen in deze transitie. Dat gebeurt in de vorm van een jaarlijks klimaatdividend, waarbij de inrichting zo moet zijn, dat het investeren in duurzame maatregelen met dat geld weer wordt gestimuleerd. Door CO2 een prijs te geven wordt het lonend om in klimaatbesparende maatregelen te investeren. Burgers zouden bijvoorbeeld ook toekomstig dividend alvast moeten kunnen inzetten voor grotere duurzame investeringen, zoals de aanschaf van zonnepanelen of om hun huis te isoleren. Ook bedrijven krijgen een dividend, dat eveneens zo ingericht moet worden dat het duurzame investeringen uitlokt. Het is belangrijk dat de overheid het 'klimaatdividend' krachtig communiceert; dat vergroot het draagvlak voor klimaatbeleid, dat nu nog erg laag is.
Bij grote bedrijven, die nu nog nauwelijks betalen terwijl ze de belangrijkste CO2-uitstoters zijn, zal deze lastenverschuiving pijn doen. Er zal verzet komen, vanwege de internationale concurrentiepositie. Maar die pijn is van tijdelijke aard, want bedrijven die nu stappen zetten, zijn de voorlopers van morgen. Het zijn juist de achterblijvers die straks moeite zullen hebben het hoofd boven water te houden. En we hebben simpelweg geen tijd om te wachten tot er internationaal eindelijke afspraken zijn gemaakt over CO2-beprijzing. Dat zei de secretaris-generaal van Kamp’s ministerie, Maarten Camps, begin dit jaar ook in zijn nieuwjaarsartikel, waarin hij aangaf dat we om die reden "nieuwe nationale prikkels" moeten zoeken. En dat zo’n aanpak "durf" vergt. Maar ook, dat we daarmee koploper kunnen worden.
Laten we dus niet langer wachten!
Dit opinieartikel van Donald Pols, directeur van Milieudefensie, verscheen op 30 juni 2017 op energienieuwssite Energeia.nl
Terwijl de klimaatcrisis steeds zichtbaarder wordt, laten politici en grote vervuilers het afweten. In je eentje los je dat niet op. Dankzij onze leden lukt dat wel. We hebben invloed en krijgen veel voor elkaar. Met meer leden kunnen we meer doen. Doe je mee?